Het recentere werk van Iris Van der Kerken, tekeningen en olieverfschilderijen, is uitgesproken figuratief en verhalend, met een symbolistische inslag. Ze toont wouden of stranden met een diepe betekenisondergrond, waar soms anonieme figuren in rondwaren, als dwalen ze in een existentieel isolement rond in hun leven. Ze lijken zich opgelaten of in de steek gelaten te voelen, niet helemaal verschillend van de migranten die schipbreuk hebben geleden in de reeks ‘Help is on its way’. Steeds baden haar donker-wazige voorstellingen in een geheimvolle, surreële sfeer. Elk werk geeft uiting aan algemeen-menselijke gevoelens, die herkenbaar zijn voor de toeschouwer, en die hem uitnodigen, in een contemplatief moment, even stil te staan bij en deel uit te maken van haar klein, sereen universum. Maar soms toont ze ook sterk autobiografisch getinte taferelen, waarin ze reflecteert over wie ze is en waar ze staat, als kunstenares en als individu, in het alledaagse leven waarin ze omgaat. In deze tentoonstelling presenteert ze een eerste reeks werken geïnspireerd door het gedicht ‘The great garden’ van Edith Södergran, die een dialoog aangaan met de beelden van Lebuïn D’Haese.
Lebuïn D’Haese houdt zich in zijn werk ver van de ‘kunst om de kunst’, want het kunstenaarschap is voor hem niet vrijblijvend. Kunst heeft een functie in de maatschappij waaruit ze ontstaat, en daarom ook heeft ze voor hem maar één onderwerp: de mens, die hij presenteert als de hedendaagse ‘ecce homo’ (‘ziehier de mens’), in zijn ontdaanheid of vrolijkheid, in al zijn dagelijksheid. Lebuïn D’Haese is een geëngageerde kunstenaar doordat hij diep begaan is met die mens in al zijn menselijkheid, in zijn soms kommervol bestaan, dat zich ook wel eens voordoet als een ‘comédie humaine’ – vandaar ook soms dat vleugje ironie in zijn werk (vooral in de titels ervan). Zijn beelden, in brons of keramiek, zonder veel details vormgegeven, geven blijk van een ingehouden gevoelswereld die net door de soberheid krachtig opgeroepen en uitgestraald wordt. Zij staan er en spreken voor zichzelf, maar fungeren ook als tussenpersonen in de communicatie met de kunstenaar. Via hen krijgt de toeschouwer een genuanceerd inzicht in zijn sterk uitgesproken denkwereld.