Een reliek is een overblijfsel van iets of iemand, uit een andere wereld en een andere tijd, met een bijzondere waarde. Daniël Op de Beeck geeft in zijn werk vorm aan zulke andere werelden en tijden. In de reeks ABRI gaat het om achtergebleven bouwwerken in weidse, desolate omgevingen, waaruit de mens volledig verdwenen is. In de reeks KOP construeert hij voor de serie ‘Trophée de chasse’ ijzeren maskers die getuigen van voorbije wreedheid, hoewel er evenmin een mens te zien is. Maar vooral in zijn jongste serie PROTAGONIST roept hij met de focus op een paard, een varken, een vis of een haas in een lege omgeving een sfeer van verlatenheid op, die aanvoelt als een bevangenheid, als na een universele ramp. Het lijkt soms op luchthartige verbeelding, met een knipoog naar het surrealisme, maar het gaat om onvervalste ernst. Die indruk van verlatenheid wordt nog versterkt door zijn monochrome kleuren – alsof ook de verscheidenheid aan kleuren teloor is gegaan. Deze werken stralen een sterk vervreemdend effect uit, maar tegelijk gaat er ingetogenheid van uit, verstilde rust na een allesvernietigende impact, al dan niet gecombineerd met een toets weemoed om zoveel dat voorbij is. Gebruik makend van diverse technieken als schilderijen met acrylverf, zeefdruk en houtskooltekeningen geeft Daniël Op de Beeck op een bezwerende manier uitdrukking aan zijn beleving van tijd, wat tijd nalaat, en van eindigheid en eeuwigheid, in een wereld waaruit de mens verdwenen lijkt.
Beeldend kunstenaar Peter Aerts werkt in het vormgeven van zijn objecten vanuit een uiterst lichamelijke benadering. Het is elke keer een krachtmeting van de knedende handen met het materiaal. In zijn veelal biomorfische realisaties creëert hij een gebalanceerd spanningsveld van lijnen en vormen, die op een bevreemdende, enigmatische manier uitdrukking geven aan dieper gelegen gewaarwordingen. Vanuit een emotionele, soms ongemakkelijke impuls gaat hij elke keer op zoek naar raakpunten tussen wat hij ‘persoonlijk ongemak’ noemt en een ‘diepere bron’, die enkel intuïtief benaderd kan worden. Zijn objecten krijgen zo het cachet van relikwieën uit de diepe, onbekende en onverkende krochten van de menselijke geest. Ze geven uiting aan verhalen en inhouden die niet in woorden om te zetten zijn. Naast het vormgevende werk is het bakken van het werk, waarbij het een bijkomende transformatie ondergaat, een andere, aparte discipline. Dit proces voltrekt zich in een authentieke gaskiln uit 1980, die Peter op een eigenwijze manier stookt op de boerderij in Lier waar hij woont en werkt. Zo doende laat hij het vuur het handwerk vertalen tot objecten die met hun kleur en textuur naast een diepere betekenis ook een eeuwigheidswaarde krijgen. Keer op keer diept Peter Aerts zo relieken op uit de onderwereld van de menselijke geest, die getuigen van een woelig bestaan dat zoekt naar verlichting van zoveel dat onverklaard en onbenoembaar blijft.